Het ABL-woordenboek op het gebied van eMobility
Het ABL-woordenboek op het gebied van eMobility
Serverapplicatie die klantgegevens registreert, de lading registreert en de laadpark beheert.
Een laadstation dat de activiteiten van andere laadstations (extender) stuurt en coördineert. Alleen het controller-laadstation bevat een SBC met de backend-verbinding.
Een ijkingsrechtconform laadstation dat de activiteiten van andere laadstations (extender+) stuurt en coördineert. IJkingsrechtconform betekent dat de meetdatasets voor elk afzonderlijk laadproces opgeslagen worden. Alleen het controller+ laadstation bevat een SBC met backend-verbinding.
Ook bij elektrische voertuigen kunnen DC-foutstromen ontstaan, die de veiligheidsfunctie van de gebruikelijke huishoudelijke installatie buiten werking kunnen stellen. Onze module detecteert deze reststromen en laat de wallbox het defecte laadcircuit uitschakelen. Wij bouwen deze module standaard in alle ABL wallboxen in.
(Electric Vehicle Charge Controller) Communiceert met het voertuig volgens IEC 61851-1 Mode 3 en stuurt de energiestroom naar het voertuig.
(Gebouwaansluitkast) Registreert het energieverbruik van een laadpaal vergelijkbaar met een huisaansluiting.
Een of meer laadstations die door RS-485-veldbussen met het controller laadstation verbonden zijn. Het extender-laadstation stuurt alle voor het laden benodigde datasets naar het controller-laadstation of de controller-laatstations door.
Een of meer ijkingsrechtconforme laadstations die door RS-485-veldbussen met het controller+ laadstation verbonden zijn. IJkingsrechtconform betekent dat de meetdatasets voor elk afzonderlijk laadproces opgeslagen worden. Het extender+ laadstation stuurt alle voor het laden benodigde datasets naar het controller+ laadstation of de controller+ laatstations door.
Meet de stroomsterkten in de afzonderlijke fasen. Bij een verschil van meer dan 20 A wordt het laadvermogen gereduceerd.
Frunk staat voor front-trunk. De kofferbak aan de voorkant van een auto.
Als aanvulling op een voorgeschakelde installatieautomaat is elk laadpunt uitgerust met een interne elektronische overstroombeveiliging, die de stroom in elke fase meet. Als de gemeten stroom de maximale stroom van het laadpunt gedurende 100 seconden met meer dan 10% overschrijdt of gedurende 10 seconden met meer dan 20% overschrijdt, dan wordt het laadcircuit automatisch gedurende 60 seconden uitgeschakeld. Hierdoor kunnen ook laadkabels veilig gebruikt worden, waarvan de nominale stroom lager is dan de nominale stroom van de installatieautomaat.
De temperatuur van de besturingselektronica van elk laadpunt wordt permanent gemeten. Als deze ca. 60 °C overschrijdt, dan wordt de laadstroom eerst op 6 A beperkt, bij 80 °C wordt het laadcircuit volledig onderbroken totdat de besturingselektronica weer is afgekoeld.
Voertuigoplaadkabel volgens SAE voor landen met een 1-fasig stroomnet, zoals Noorwegen.
Voertuigoplaadkabel volgens IEC 69196-2 voor landen met een 3-fasig stroomnet, zoals Duitsland.
Verdeelt de beschikbare nominale stroom over de laadpunten.
Door ABL ontwikkelde hard- en software, die de meetgegevens digitaal ondertekent en 8 jaar fraudebestendig opslaat.
(Elektrische energiemeter) Registreert het energieverbruik van een laadpunt om de gegevens voor de facturering in het backend beschikbaar te maken.
(Open Charge Point Protocol) Uniforme communicatie-interface tussen laadpunt en backend.
Beschermt laadpunten tegen overspanning door blikseminslag.
(Radio Frequency Identification Device) Toegangscontrole met contactloze transponderkaart.
(Single Board Computer) stuurt de componenten van het laadpunt, maakt facturering, afstandsbediening en onderhoud op afstand mogelijk door met het backend te communiceren, biedt lastmanagement en andere functies.
Wordt met hardware geïmplementeerd door een hulpschakelaar op het isolatierelais en verhoogt de veiligheid voor de gebruiker. De aardlekschakelaar wordt bij het optreden van vastlassen van het relais van afstand geactiveerd.